maandag 19 juni 2017

Tussendoortje



Mat in acht coupletten

Ik deed het zoveel keren
met evenveel plezier.
Ik zou niet beter weten
dus speel ik weer e4.
Ik wil die zet noteren
(ik pak mijn pen en schrijf)
en zwart speelt ondertussen
e7 naar e5.

Nog hoef ik niet te denken,
ik voel me een genie,
mijn paard herkent de stelling
en springt al naar f3.
Maar zwart weet ook van wanten,
hij blijft goed bij de les,
e5 staat aangevallen,
die dekt hij met d6.

Mijn loper, zeer voortvarend,
begeeft zich naar c4.
Ik vraag : wilt u iets drinken?
Ja graag, een flesje bier.
Een paar minuten later:
(ik kom weer aan het bord)
juist, paard c6, wat aardig,
nou dan rokeer ik kort.

Dit wordt een leuk partijtje,
dat had ik niet verwacht.
Ik zie zijn hand nu dwalen
vlakbij Cornelis acht.
Jawel, hij pakt zijn loper
en zet hem op g4.
O o wat ben ik vrolijk,
wat heb ik een plezier.

Vandaag zal het gebeuren.
Ik speel nu paard c3.
Zijn hersens hoor ik kraken;
hij denkt dat ik niets zie.
Mijn hart gaat sneller kloppen,
maar ik vertrek geen spier
als zwart - heel vastberaden -
zijn paard speelt naar d4.

Er gaat een koude rilling
dwars door mijn hele lijf;
het zweet staat in mijn handen.
Nu neem ik op e5.
Een dameoffer, toe maar,
nog nooit door mij gebracht.
Toch ben ik wat onzeker,
want kijk eens hoe hij lacht.

Ik denk: ik ga wat lopen
en ik wil net gaan staan,
daar gaat zijn hand naar voren;
hij neemt het offer aan?!
Hij slaat dus met zijn loper
en pakt mijn koningin.
Al zit ik zonder dame,
ik heb het naar mijn zin.

Het visje is gevangen,
Die spartelt aan de haak.
Mijn loper slaat f7
en zet zijn koning schaak.
Die moet een stap naar voren,
dat is toch buiten kijf?
Hij kan het nu wel schudden,
daar komt-ie: paard d5!!

Dan zie ik zwart verkleuren,
zijn koning staat nu mat.
Het zal je maar gebeuren.
Ziezo, en dat was dat.


Uit: DENKEND AAN SCHAKEN (schaakgedichten), Jos Timmer, KRO Hilversum, 1992.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten