Vrijdag viel het doek over de West-Vlaamse interclubs. Tom
Piceu merkte op dat we het met de Torrewachters erg goed gedaan hadden voor ons
eerste jaar. Zelf had ik het zo nog niet bekeken, maar inderdaad ... tot de allerlaatste speeldag zijn we blijven
meestrijden voor de titel.
Helaas werden we in Oostkamp met een
net-niet-forfaitscore teruggeslagen tot de derde plaats. Niet dat het een
verrassing was: de reden waarom we zo lang bovenaan stonden, was dat we ook
maar in de laatste ronde naar de torenhoge favoriet, Oostkamp moesten. Terwijl
de matchen tegen de andere ploegen Oostende, Kortrijk en Izegem min of meer
gelijk opgaand waren geweest, konden we ons dit keer verwachten aan een flink
pak slaag.
Toch besloten we om er vol voor te gaan. Steven wilde eigenlijk wel
met zwart spelen en Bart zag dat ook wel zitten. Bart op één, Bernard op twee,
Steven op drie en dus Bert op bord vier. De mannen van Oostkamp hadden echter
lont geroken en plaatsten Raf op één, Tom op twee, Kurt op drie en don Juan
Frederic op vier. Voor de match kreeg Bernard nog te horen dat Tom net zijn
tweede IM-norm behaald had, extra druk dus.
De toon was meteen gezet met twee
non-partijen van Bernard en Bert. Bernard Logie durfde tegen zijn gerenommeerde
tegenstander, bijna IM Tom Piceu, niet direct actief te spelen op de
koningsvleugel in een stelling die
daar wel naar vroeg en kreeg de
rekening direct gepresenteerd. Na amper 20 zetten stond Bernard een pion achter
in een defecte stelling en gaf hij er (vroegtijdig maar wel begrijpelijk) de
brui aan.
Bert Feys verslikte zich in de volgorde van de theoriezetten
tegen Frederic Decoster en was machteloos tegen een kinderlijk eenvoudig
lijkende koningsaanval. Decompressie na de tornooi-overwinning in Fenain?
Ikzelf dacht ik dat ik met zwart goed uit de opening was gekomen tegen Kurt
Piceu. Na twee eerder bescheiden pionzetten van wit, had zwart al in een vroeg
stadium van de partij het centrum opgeblazen. Het zag er voor wit bijzonder
moeilijk uit om zijn koning gerokeerd en zijn stukken ontwikkeld te krijgen,
terwijl de zwarte spelling bijna vanzelf speelde. Wit vond echter de goede
zetten en het spelbeeld kantelde helemaal zonder dat daar echte (grote) fouten
van mijn kant voor nodig waren. Het enige wat ik nog kon doen om de partij in leven
te houden was een dame-offer tegen toren en paard. Door mijn stukken actief te
posteren op centrale velden kon ik mijn teammaten nog even doen geloven dat ik
voor eeuwig schaak of zelfs voor winst aan het spelen was, maar de zwarte
dreigingen waren iets te getelefoneerd. Bovendien waren mijn pionnen totaal
verzwakt terwijl wit een mooi koppel vrijpionnen had op de damevleugel. Met
enkele nauwkeurige zetten, kon wit de vereenvoudiging van de stelling forceren.
Toen de tactische grapjes eruit waren, had het geen zin meer om nog verder te
spelen.
De enige hoop rustte dus op Bart Blondeel, die als jonge
vader de laatste jaren niet zo veel meer aan schaken toekomt en dan nog met
zwart op het eerste bord tegen een elo-verschil van ruim 250 punten aankeek
(Raf Barzeele). De dames gingen relatief snel van het bord met een volledig
symmetrische pionnenstructuur. Wit vond geen weg om een voordeel te bewijzen
tegen Barts stevige en tactisch gezonde spelstijl en moest na heel lang
proberen toch remise toestaan. In de slotstelling stond Bart zelf wat beter.
Dikke pluim voor Bart, want zo moesten we toch niet helemaal
met lege handen naar huis.
Steven en Bernard
Noot: De topborden van Oostkamp zijn binnenkort te
bezichtigen op het tornooi van Cappelle-la-Grande.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten